De epidermis bestaat uit een meerlagig, orthokeratotisch verhoornd plaveiselcelepitheel met behouden maturatie naar het oppervlak toe. In de diepere aansnijdingen zien we een suprabasale blaarvorming, waarbij de basale cellagen nog relatief intact zijn. Verder zien we enige dyskeratose / acantholyse van het epitheel. Naast de aanwezigheid van erytrocyten, zijn er enkele rondkernigen en segmentkernen in de blaarholte aanwezig. Voorts is er in de basale cellaag enige hyperpigmentatie. Voorts zien we geen intra-epitheliaal gelegen actief of chronisch inflammatoir infiltraat. Ook in de onderliggende dermis zien we, behoudens een minimaal rondkernig infiltraat geen bijzonderheden. Bij het aanvullend IF-onderzoek zien we een epidermale depositie van C3 en IgG in een zogenaamd honingraatpatroon. Er worden geen pathologische deposities gezien van C1q, IgM of IgA. |