Huidbiopt tot in de subcutis bekleed met meerlagig
verhoornend plaveiselcellig epitheel met overwegend regelmatige
opbouw. Verspreid in de epidermis echter kleine veldjes en ook losse
epitheliale cellen met lichter eosinofiel cytoplasma en irregulaire
kernen met duidelijke nucleoli. Geen intracytoplasmatisch slijm.
Deze cellen tonen een pagetoïde uitbreiding in de epidermis. In
ondergelegen oppervlakkige dermis toename van capillairen een gering
chronisch ontstekingsinfiltraat. Tevens forse elastose. Conclusie:
morbus Bowen. |