Dermaal zien we een nodulaire lesie, bestaande uit een proliferatie van kleine basaloïde cellen, die geen noemenswaardige cytonucleaire atypie tonen en geen noemenswaardig verhoogde mitotische activiteit hebben. Deze basaloïde cellen vormen plaatselijk anastomoserende
strengen, waardoor stroma nodi worden ingesloten. Plaatselijk is er ook cystevorming met in het lumen wat eosinofiel amorf materiaal. Verspreid in het stroma ligt een sprenkeling van ontstekingscellen.
De laesie maakt op meerdere plaatsen contact met het bovenliggend epitheel. Het
is het beeld van een benigne adnextumor, eventueel passend bij een eccrien
poroom, spiradenoom of cilindroom. Conclusie: benigne adnextumor,
mogelijk maar niet zeker een eccrien poroom.
De laesie is
later, vanwege de bijzondere opbouw met anastomoserende strengen
die lijken op een Pinkus tumor nog voorgelegd aan prof.dr. Th.M.
Starink, die de volgende aanvulling gaf: vanwege de buisachtige
structuren en grotere cysteus verwijde lumina betreft het
inderdaad een zweetkliertumor, hoogstwaarschijnlijk eccrien,
maar bij dit type laesies kan er geen onderscheid gemaakt worden
tussen eccrien en apocrien. Verder bestaat de laesie uit
niet-atypische basaloide cellen die hier en daar contact maken
met de epidermis, passend bij een (eccrien) poroom. Ook het
celrijke en vrij vaatrijke stroma past daarbij. Meestal ziet men
daarbij grotere velden basaloide cellen (hier zeker ook wel
aanwezig), de deels "kantwerk-achtige" c.q. Pinkus-achtige bouw
is ongewoon. Die kunnen echter wel worden gezien bij een eccrien
syringofibroadenoom (zijn zelfs kenmerkend daarvoor).
|